In 1630 willen Nederlandse soldaten de Portugese kolonie Brazilië veroveren. 67 schepen van de pas opgerichte West-Indische Compagnie (WIC) vertrekken vanuit Amsterdam met 7000 man aan boord om de rijke suikerplantages in het oosten van de kolonie te bemachtigen.
Het ambitieuze plan heeft alleen kans van slagen met lokale hulp, en daarom hebben de Hollanders zich geallieerd met de Tarairiu-indianen.
‘De Tarairiu gebruiken geen bogen, maar werpen hun pijlen met de hand vanaf een uitgehold stuk hout, dat eruitziet als een gespleten krijgstrompet.’ Georg Markgraf, Duitse natuurvorser, 17e eeuw
De Tarairiu staan bekend als genadeloze krijgers – en om hun speerwerper. Dit is een mechanisme dat de kracht van een speerworp zozeer versterkt dat de speer het borstpantser van de Portugese soldaten kan doorboren.
De Duitse natuurvorser Georg Markgraf, die destijds in Brazilië verbleef, beschreef het mechanisme:
‘De Tarairiu gebruiken geen bogen, maar werpen hun pijlen met de hand vanaf een uitgehold stuk hout, dat eruitziet als een gespleten krijgstrompet.’
De Europeanen stonden versteld van de speerwerper, want daarmee konden de Tarairiu verbazingwekkend ver werpen en prooien en vijanden met grote kracht raken. Dankzij de Tarairiu werd de Hollandse invasie een succes. Een groot deel van Brazilië ten zuiden van de plek waar de Amazone uitmondt in de Atlantische Oceaan, werd bezet.
Speerwerper velde oerdieren
Over de hele wereld hebben culturen gebruikgemaakt van de speerwerper, een simpel jachtwerktuig waarmee je een pijl of speer kunt wegslingeren. Hij bestaat uit een stuk hout of bot met een soort haak, waar het projectiel tegenaan ligt.
De worp zelf is een beetje te vergelijken met een worp bij American football: de energie uit de benen, romp en armen komt samen in de speerwerper en gaat vandaar over op het projectiel.
De speerwerper werkte dus als een soort hefboom, die de spierkracht van het lichaam versterkt en de arm verlengt. Volgens onderzoek kun je met een speerwerper van 30 centimeter een speer van 1,5 meter werpen met een snelheid van zo’n 80 km/h. En de speer kan een doel raken op 100 meter afstand. Met een langere versie wordt de snelheid zelfs 150 km/h.
Niemand weet wie de uitvinder is van de speerwerper, die nu vaak atlatl wordt genoemd, naar de Azteekse naam ervoor. Maar wetenschappers denken dat hij is doorontwikkeld uit de speerwerper die in de steentijd bij de hom*o sapiens ontstond.
In zijn circa 17.000 jaar lange geschiedenis is de speerwerper in allerlei vormen en van allerlei materialen gemaakt. Sierlijke decoraties moesten geluk brengen bij de jacht.
© Tylwyth Eldar/Wikimedia Commons
Hert met vogel gevonden in Frankrijk
Een van de oudste bewaarde speerwerpers ter wereld heet in het Frans ‘le faon aux oiseaux’ – hert met vogel. Het werktuig is 13.000 à 15.000 jaar geleden gemaakt van rendiergewei en is gevonden in een Franse grot.
© Nationalmuseet, Danmark
Denemarken heeft exotisch exemplaar
Slechts één speerwerper van de Tarairiu is bewaard gebleven. Hij ligt in het Deense nationaal museum in Kopenhagen. Het 88 cm lange werktuig uit de 17e eeuw heeft de vorm van een gespleten buis met een gleuf voor de speer.
© Robin Smith/Getty Images
Woomera was onmisbaar
De woomera was een van de weinige bezittingen die de Aboriginals altijd bij zich droegen toen de Europeanen in Australië aankwamen. Een woomera heeft de vorm van een langwerpige roeispaan en is vaak rijkelijk versierd.
De Neanderthalers zullen de speerwerper, waarmee je een prooi van veilige afstand kon doden, dus niet gekend hebben. Maar de mensen van de Magdaléniencultuur, die van circa 15.000-10.000 v.Chr. in het huidige Frankrijk leefden, gebruikten het werktuig wel.
In Franse grotten zijn uitgesneden speerwerpers gevonden, en het oudste overgeleverde exemplaar is 17.000 jaar oud en gemaakt van een gewei. Twee andere speerwerpers uit het Magdalénien hebben de vorm van een mammoet, wat erop duidt dat ze werden gebruikt voor de jacht op deze olifantachtige.
Bij de Noord-Amerikaanse Cloviscultuur (11.000-9.000 v.Chr.) werden speerwerpers volgens onderzoekers ook gebruikt om mammoeten te vellen. Mogelijk namen de eerste Noord-Amerikanen de speerwerper mee uit Azië toen ze de Beringstraat overstaken.
Boog overtrof speerwerper
In de loop van de prehistorie werd de speerwerper bijna overal vervangen door een ander afvuurmechanisme: de boog. Met een boog kun je kleinere doelen over grotere afstanden raken dan met een speerwerper, en een boogschutter kon sneller herladen.
Bovendien vergde de boog minder beweging en ruimte, wat vooral in dichte bossen gunstig was. Daarom verruilden steentijdmensen op bijvoorbeeld het Iberisch Schiereiland en in wat nu Japan is de speerwerper voor de pijl-en-boog.
Hier en daar bleef de speerwerper in gebruik, vooral in gebieden met grote open vlakten, zoals Groenland, Mexico en Florida. In Noord-Amerika deden verbaasde Europeanen in de 16e eeuw verslag van het oeroude jachtwerktuig.
In Australië, waar de boog niet bekend was, gebruikten de Aboriginals ook speerwerpers toen de Europeanen er in de 18e eeuw aankwamen. Maar of het werktuig werd geïmporteerd vanaf het continent of opnieuw werd uitgevonden, is onduidelijk.
Ook in de beboste bergen in het oosten van Brazilië hielden de Tarairiu vast aan de speerwerper. Maar ondanks hun werpvaardigheden konden ze de druk van de Europeanen niet weerstaan, en in de 18e eeuw stierf de stam uit.
Hun Hollandse bondgenoten waren toen allang verdwenen. En de veroverde kolonie Nederlands-Brazilië was geen lang leven beschoren: in 1654 heroverden de Portugezen het gebied.